Ombudsman Uitvaartwezen
De Stichting Klachteninstituut Uitvaartwezen behandelt klachten van consumenten over de uitvaartbranche

Wie is de rechthebbende?

25-02-2020 2019-142 As (bestemming), Crematie, Kostenbegroting, Opdracht tot uitvaart

Klacht:

2019-142 Wie is de rechthebbende?

Onderwerp van het geschil:

Klaagster en de uitvaartondernemer verschillen van mening over de vraag wie recht heeft op de as van klaagsters overleden partner.

Uitspraak:

 De ombudsman concludeert het volgende:

  1. De uitvaartondernemer verzuimde de juridische kant van de uitvaart goed te borgen, doordat hij twee belangrijke documenten door verschillende personen liet tekenen. Daarnaast stuurde hij de machtiging om de as op te halen zonder nader onderzoek naar de moeder van de overledene.
  2. Er zijn zeker argumenten om de moeder als opdrachtgever te zien, maar er zijn ook argumenten om klaagster als opdrachtgever aan te merken. Met inachtneming van hetgeen hiervoor staat vermeld en in afweging van de belangen van de moeder, klaagster en uitvaartondernemer komt de ombudsman tot het onderstaande. Daarbij betrekt de ombudsman artikel 18 van de Wet op de Lijkbezorging, dat aangeeft dat de (vermoedelijke) wens van de overledene leidend is voor de lijkbezorging, waaronder ook wordt verstaan de bestemming van de as.
  3. De overledene had al vele jaren een relatie met klaagster. Ook stelde hij klaagster in zijn testament expliciet aan als zijn enige erfgename en als zijn executeur. Het feit dat de notaris een rechtsgeldig testament opmaakte, betekent dat hij de overledene in staat achtte zijn wil te bepalen.
  4. Zolang er een rechtsgeldig testament bestaat, is de ombudsman gehouden dit testament te zien als uiting van de wil van degene die het testament liet opmaken.
  5. Expliciet wordt klaagster in het testament aangewezen als degene die tot taak heeft zelfstandig de nalatenschap van de overledene te beheren, zijn financiële zaken te behartigen en de schulden van zijn nalatenschap te voldoen, waaronder de kosten van de uitvaart. Dat betekent dat de overledene al zijn zakelijke belangen in de handen van klaagster legde.
  6. Of de overledene dat deed omdat hij vooraf duidelijkheid wilde scheppen in het familieconflict is voor de ombudsman niet meer na te gaan, maar feit is dat hij – tot het tegendeel wordt bewezen – rechtsgeldig aangaf door wie hij zijn zaken behartigd wilde zien.
  7. In een dergelijke situatie is het ondenkbaar dat de as van de overledene niet in het bezit van komt van degene aan wie hij zijn zaken toevertrouwde.

Beslissing van de ombudsman

Op basis van het bovenstaande oordeelt de ombudsman dat de klacht gegrond is. De uitvaartonder-nemer valt een verwijt te maken dat hij de formele kant van de uitvaart niet goed borgde, door toe te staan dat de opdracht tot uitvaart en de kostenbegroting door twee verschillende personen werden getekend. En tevens dat hij de machtiging voor het ophalen van de as aan de moeder gaf, zonder nader onderzoek. Hij dient zo snel mogelijk de as terug te vorderen en deze ter beschikking te stellen van klaagster.

Ten overvloede

Het komt de ombudsman voor dat de uitvaartondernemer er goed aan doet zijn aannameformulier aan een nader onderzoek te onderwerpen. Als dit formulier – zoals de uitvaartondernemer aangeeft – moet dienen als opdracht tot uitvaart dan zal het moeten voldoen aan de eisen, die aan een overeenkomst worden gesteld.