Klager had een eigen ontwerp gemaakt voor een monument op een algemeen graf; het betrof een holle bolvorm met een diameter van 60 cm.
De begraafplaats weigert een vergunning af te geven omdat op algemene graven slechts liggende stenen van beperkte afmeting zijn toegestaan.
Klager voerde als argument aan dat het reglement hem pas enige tijd na de uitvaart was toegezonden zodat het geen rechtsgeldigheid had.
Uitspraak:
Zowel klager als uitvaartondernemer bevestigden dat bij de regeling van de uitvaart het verschil tussen eigen en algemeen graf besproken was evenals de grafmonumenten bij deze graven.Bij de regeling van de uitvaart is een Aanvraag voor een begrafenis op begraafplaats X ingevuld en ondertekend door de aanvrager. Op dit formulier is de bepaling opgenomen dat de aanvrager en de uitvaartonderneming bekend zijn met het beheersreglement en hiermee akkoord gaan. Het argument van het niet tijdig toezenden is daardoor niet meer valide.
Klager had zich moeten realiseren dat op een begraafplaats regels gelden en dat op een algemeen graf minder ruimte is voor een grafmonument per overledene dan op een eigen graf.
De regels van de begraafplaats zijn dat op een algemeen graf een schuinliggende steen van
40x50x40 cm geplaatst kan worden, hetgeen nogal afwijkt van een bolvormig ontwerp met een diameter van 60 cm.
De begraafplaats dient niet alleen rekening te houden met de rechten van klager maar ook met de rechten van de twee andere overledenen( en de rechthebbenden van die graven).
De gevraagde vergunning werd daarom geweigerd ondanks de argumentatie van klager dat ernogal beperkt emotioneel wordt omgegaan met het begrip algemeen graf en dat het gemaakte ontwerp zou bijdragen aan de levendigheid van de dodenakker.
Het kan echter niet zo zijn dat een eigen ontwerp de bestaande regels terzijde kan schuiven, hoezeer klager ook van mening was dat zulks wel zou moeten. De klacht is ongegrond verklaard.