Vervoer naar het buitenland
Klacht:
Klager verloor zijn zoontje en wilde hem graag in Marokko begraven. Hij nam de uitvaartondernemer in de arm om een en ander te regelen. Klager vloog met hetzelfde vliegtuig mee als het kistje van zijn zoontje. Hoewel de uitvaartondernemer had aangegeven dat klager zelf het kistje met zijn zoontje naar zijn huis in Marokko mocht vervoeren, bleek dit bij aankomst in Marokko niet te kunnen: het kistje werd niet vrijgegeven. Klager moest een ambulance huren om het lichaam te vervoeren, maar dat lukte pas nadat hij lang had moeten wachten. Ondertussen had zijn familie in Nederland veelvuldig contact met de uitvaartonderneming. Zijn familie werd niet correct te woord gestaan. Klager is verbolgen over het niet adequaat regelen van het vervoer van zijn zoontje, de wijze waarop de medewerkers van de uitvaartonderneming met zijn familieleden omgingen en over de wijze waarop verweerder de kwestie financieel wil afwikkelen.
Uitspraak:
Op basis van het bovenstaande oordeelt de ombudsman dat er tussen klager en verweerder geen discussie is over de vergoeding van het grondvervoer van klagers zoontje in Marokko. Beiden zijn akkoord met € 450,-. Discussie is er over de telefoonkosten, de huurauto en de vergoeding uit coulance. Omdat klager geen extra kosten voor de huurauto maakte is de ombudsman van mening dat deze kosten buiten beschouwing kunnen blijven. Dát er telefoonkosten zijn gemaakt vanwege de gebeurtenis staat buiten kijf. Nu er geen duidelijkheid is over de kosten en deze er ook niet (meer) zal komen ziet de ombudsman reden om de telefoonkosten te verdisconteren in de vergoeding uit coulance. De ombudsman berekent de vergoeding uit coulance als volgt: de kosten van het regelen van het transport, het verzorgen van de formaliteiten en alles wat daarmee samenhangt komen volgens de factuur op € 1.450,-. 20% van dit bedrag is € 290,-, hetgeen de ombudsman een redelijke vergoeding vindt. Dit bedrag benadert (afgerond) tevens de middeling van de vergoeding die klager wil hebben (€ 350,-) en het bedrag dat verweerder wil geven (€ 225,-). De ombudsman oordeelt dat verweerder op basis van bovenstaande berekening de vergoeding van € 290,- uit coulance schuldig is aan klager, waarin tevens de telefoonkosten zijn verdisconteerd. Klager kan uit dat bedrag de telefoonkosten van zijn familieleden betalen. Een en ander betekent dat verweerder aan klager nog een bedrag van € 59,57 schuldig is (€ 450 + € 290 = € 740 -/- de reeds betaalde som van € 680,43 = € 59,57). Dit bedrag dient binnen drie weken op de rekening van klager te staan.