Klager stelt dat is afgesproken, dat het bedrag dat de uitvaartpolis zou uitkeren niet overschreden zou worden. Klager stelt tevens dat het de wens van zijn moeder was om in Amsterdam gecremeerd te worden en niet in Driehuis, waar de crematie nu heeft plaatsgevonden. Klager ontving per e-mail een begroting van de kosten nog geen 24 uur na het overlijden van zijn moeder, hij stelt dat dit later had gemoeten met een mondelinge toelichting erbij.
Uitspraak:
Omdat de afspraak over de maximale kosten van de uitvaart volgens klager eenvoudig te bewijzen zou zijn door de nabestaanden die aanwezig waren bij het aannamegesprek, heeft de ombudsman gevraagd of deze getuigen hun verklaringen in eigen bewoordingen op papier willen zetten. Er komen vier getekende verklaringen binnen.
Het blijkt dat er aan het begin van het gesprek een opmerking is gemaakt door een van de betrokkenen dat de kosten de uitkering niet mogen overschrijden. De uitvaartleider heeft hier niet ondubbelzinnig ja op gezegd. De feitelijke afspraken moesten op dat moment nog worden gemaakt en de kosten moesten ook nog worden vastgesteld. De voorlopige kostenbegroting was snel na het gesprek in het bezit van klager. De kostenbegroting is besproken in bijzijn van familie een dag voor de uitvaart. Tijdens dat gesprek heeft klager de kostenbegroting getekend. Klager geeft aan dat hij zeer emotioneel was en niet adequaat kon handelen omdat hij kalmeringsmedicijnen slikte. De ombudsman stelt vast dat dit niet adequaat handelen aan de betrokkenen niet kenbaar was. De klager had ten aanzien van de voorlopige kostenbegroting, waaruit bleek dat klager zou moeten bijbetalen, zorgvuldig moeten handelen. Als hij dit niet zelf kon, was er voldoende gelegenheid om een van de andere familieleden daarvoor aan te wijzen. De uitvaartleider mocht vertrouwen op de uiting (o.a. het ondertekenen) van klager.
Wat betreft het tijdstip van de kostenbegroting beslist de ombudsman dat de klacht ongegrond is. Juist om onzekerheid met betrekking tot de financiële afwikkeling bij nabestaanden te voorkomen, is vereist (o.a. door het keurmerk) dat een kostenbegroting zo spoedig mogelijk moet worden gemaakt. En in een dergelijk vroegtijdig stadium kunnen evt. nog wijzigingen worden aangebracht.
In het aannamegesprek is gemeld dat de overledene altijd in Amsterdam had gewoond en dus ook in Amsterdam gecremeerd moest worden. Hierop merkt de uitvaartleider op dat Westerveld een mooi crematorium is. De nabestaanden gaan daarmee akkoord omdat zij in de veronderstelling verkeren dat Westerveld in Amsterdam ligt (verward met Westgaarde). De ombudsman stelt vast dat er sprake is van dwaling (6:228 BW) aan de kant van de nabestaanden. Het had op de weg van de uitvaartleider gelegen om aan de nabestaanden duidelijk te maken dat Westerveld niet in Amsterdam ligt en dat een crematie daar meer kosten met zich meebrengt. De vergissing van de nabestaanden is ook voorstelbaar, zij wonen geen van allen in Amsterdam. Het achterlaten van een folder van het crematorium waarin ook het adres gemeld staat, de kostenbegroting met daarin de plaatsnaam van het crematorium en de rouwbrief met de plaats van het crematorium erin zijn onvoldoende argumenten om tot een andere conclusie te komen. Nabestaanden lezen dergelijke papieren niet met het oog op het controleren van het adres van het crematorium.
Een afgeleide vergoeding van €400,- wordt aan klager toegekend.