Klaagster stelt door de uitvaartverzorger niet goed voorgelicht te zijn over de consequenties van een algemeen graf. Er is volgens klaagster nooit gesproken over het feit dat er in zo’n graf anderen zouden kunnen worden begraven. Klaagster werd hiermee onverhoeds geconfronteerd toen er bij een bezoek aan het graf een grafsteen van een haar onbekende vrouw op het graf stond.
Klaagster zou het liefst een herbegrafenis op kosten van de uitvaartondernemer laten plaatsvinden.
Uitspraak:
Uit de diverse stukken komt naar voren dat partijen, wat betreft het wel/niet besproken hebben van de consequentie van een algemeen graf (nl. dat er geen invloed uitgeoefend kan worden op wie er in zo’n graf wordt begraven) en de wens van klaagster om te zijner tijd bij haar man te worden begraven, lijnrecht tegenover elkaar staan.
Uit de gevoerde correspondentie komt op zichzelf niets naar voren waaruit zou kunnen blijken dat er meer waarde zou moeten worden gehecht aan het standpunt van de ene partij dan aan dat van de andere partij.
In zo’n geval dient teruggevallen te worden op de basisregel van het bewijsrecht (art. 150 Rv) waarin staat dat die partij de bewijslast draagt van feiten en omstandigheden waaraan hij/zij rechtsgevolgen wil verbinden, tenzij uit een bijzondere regel of uit eisen van redelijkheid en billijkheid zou volgen dat er een andere verdeling van de bewijslast moet plaatsvinden.
Kort gezegd: wie stelt moet bewijzen tenzij dat niet redelijk en billijk zou zijn.
Het is dus aan klaagster om in eerste instantie aannemelijk te maken dat de uitvaartverzorger niet heeft gesproken over het feit dat een algemeen graf inhoudt dat daarin willekeurige overledenen worden begraven en dat nabestaanden daarover geen zeggenschap hebben.
Indien het voor de uitvaartverzorger eenvoudiger zou zijn te bewijzen dat hij het wel heeft gemeld, zou dat een reden kunnen zijn om die bewijslast om te draaien.
Echter, geen van de partijen is eenvoudiger dan de andere in staat te bewijzen of dingen wel/niet gezegd zijn in het aannamegesprek.
De ombudsman komt daarom tot de conclusie dat niet is komen vast te staan dat de uitvaartverzorger heeft verzuimd om te wijzen op de consequenties van begraven in een algemeen graf.