Rommelig en onrustig
Klacht:
Onderwerp van het geschil:
Klaagster vindt dat de uitvaartondernemer de uitvaart van haar man niet goed organiseerde. De uitvaartondernemer gaf een financiële compensatie, waarover zij tevreden was. De emotionele afhandeling vond zij in eerste instantie niet in geld uit te drukken. Een jaar later denkt klaagster daar anders over en wil ze alsnog een vergoeding op de wond, die steeds opengaat als ze aan de uitvaart denkt of erover moet praten. Ook wil ze haar polis afkopen. Het aanbod van de uitvaartondernemer op beide punten ziet klaagster als onvoldoende
Uitspraak:
De ombudsman concludeert het volgende
- Het lijdt geen twijfel dat klaagster emotioneel erg aangeslagen is door de onvolkomenheden bij de uitvaart van haar echtgenoot. De uitvaartondernemer erkende de fouten en crediteerde € 1.630,80. Er is – zonder afbreuk te willen doen aan de teleurstelling van klaagster – geen grondslag om een vergoeding te geven wegens geleden immateriële schade. Ook niet op basis van redelijkheid en billijkheid, nu deze al zijn gediend door de creditering van de uitvaartondernemer.
- Van de uitvaartondernemer had klaagster mogen verwachten dat deze haar beter had voorbereid op de condoleance. Onder andere door haar erop te wijzen dat de gereserveerde drie kwartier voor 150 personen en in de gegeven omstandigheden, vrij krap waren. Klaagster had dan een weloverwogen keuze kunnen maken. De uitvaartondernemer had er ook op toe moeten zien dat in het programma enige ruimte was ingebouwd voor onvoorziene omstan-digheden. Omdat er sprake was van (behoorlijk) meer gasten dan er werden verwacht, zal de gejaagde condoleance ook daaraan te wijten zijn. De uitvaartondernemer kan de gejaagdheid als gevolg van het dubbele aantal gasten niet worden verweten. Hem kan worden verweten dat hij de krappe tijdsreservering niet bespreekbaar maakte met klaagster.
- Er is geen reden om aan te nemen dat de uitvaart van klaagster niet goed zal worden verzorgd. Er is daarom geen reden om van de polisvoorwaarden af te wijken.
Beslissing van de ombudsman
Op basis van het bovenstaande oordeelt de ombudsman dat de uitvaartondernemer terecht een deel van de uitvaartkosten crediteerde. Ondanks het verdriet en de teleurstelling van klaagster, is er geen grond om klaagster een vergoeding te geven voor immaterieel geleden schade. Omdat de gejaagdheid van de condoleance deels te wijten is aan de onvolledige voorlichting door de uitvaartondernemer, aan het niet bespreekbaar maken van de (on)mogelijkheden tijdens de condoleance en het feit dat er geen extra ruimte in het programma was ingebouwd, is een extra compensatie verdedigbaar. De ombudsman stelt deze vast op de helft van de kosten van de aula. Deze kosten zitten voor € 475,- in het crematietarief (€ 1.520,- waarvan € 915,- voor de crematie en € 130,- voor de asbestemming), zodat klaagster nog een tegemoetkoming van € 273,50 kan verwachten. Dit bedrag dient binnen drie weken op de rekening van klaagster te staan. De klacht is deels gegrond.