Ombudsman Uitvaartwezen
De Stichting Klachteninstituut Uitvaartwezen behandelt klachten van consumenten over de uitvaartbranche

Onderhoudskosten begraafplaats

02-10-2023 2023-033 Grafrechten

Klacht:

De procedure:

  • Op 4 mei 2023 heeft klager een klacht ingediend bij de ombudsman uitvaartwezen omdat hij niet tot een oplossing kon komen in een tussen hem en verweerder ontstaan conflict.
  • Verweerder heeft vervolgens een verweerschrift ingediend tegen de klacht, waarna klager heeft gerepliceerd en verweerder vervolgens heeft gedupliceerd.

 

Onderwerp van het geschil:

Klager is van mening dat verweerder niet gerechtigd is om aan hem een jaarlijkse bijdrage in de onderhoudskosten van de begraafplaats van € 25,– op te leggen.

 

Standpunt klager:

  1. Klager is van oordeel dat een reglement van verweerder niet gelijk gesteld kan worden met een wet of een verordening. Volgens klager is verweerder niet gerechtigd om een bestaande grafakte te wijzigen met andere en/of nieuwe voorwaarden. Klager is van oordeel dat verweerder uitsluitend gerechtigd is de naam van de oorspronkelijke grafgerechtigde te wijzigen, zonder inhoudelijke wijziging van de bestaande akte.

 

Standpunt verweerder:

  1. Verweerder verwijst voor haar standpunt naar een uitspraak van de Hoge Raad d.d. 28 februari 2003 en de Rechtbank Alkmaar d.d. 17 december 2009, waarin is vermeld dat het feit dat in de vestigingsakte geen bepaling over de onderhoudskosten van de begraafplaats is opgenomen, niet inhoudt dat de grafgerechtigde op een later moment niet met onderhoudskosten mag worden geconfronteerd.
  2. Er dient volgens verweerder ook rekening te worden gehouden met latere verordeningen en besluiten. verweerder vraagt vervolgens aan de ombudsman om een uitspraak te doen dat de bepaling in de destijds door de Gemeente X uitgegeven grafrechten, ook toekomstige wetten en verordeningen dienen te worden gerespecteerd, ook van toepassing is op grafrechten waarvan de akten niet zijn gearchiveerd door de gemeente.

 

De ombudsman stelt de volgende feiten vast:

  1. Op 1 juli 1977 is door het College van Burgemeester en Wethouders een viertal grafrechten verleend aan de vader van klager.
  2. In die akte staat dat “hij zich onderwerpt aan de bestaande of nog te maken wetten of verordeningen op het begraven en de begraafplaatsen.
  3. In het reglement van verweerder is bepaald dat zij gerechtigd is om een bijdrage in de onderhoudskosten op te leggen aan grafgerechtigden.
  4. Klager is in de rechten van zijn vader getreden.

 

De ombudsman overweegt het volgende:

  1. De centrale vraag in onderhavige kwestie is of het regelement van verweerder gelijk is te stellen met een wet of een verordening. Vóór 2016 was de gemeente X de beheerder van de begraafplaats en vanaf 2016 verweerder.
  2. In zijn uitspraak d.d. 10 mei 2020 heeft de rechtbank Noord Nederland geoordeeld dat de beheerder van de begraafplaats de bevoegdheid had om regelgeving te wijzigen.
  3. Dat de beheerder tot 1 juli 2016 een publiekrechtelijk orgaan was (gemeente) en na 1 juli 2016 een civielrechtelijk orgaan (stichting) doet aan het uitgangspunt niet af dat de bezitter van een grafrecht is onderworpen aan mogelijk te wijzigen regelgeving, volgens de Rechtbank Noord Nederland in de hiervoor genoemde uitspraak.
  4. In een eerder bindend advies (zaaknummer 2021-046) heb ik geoordeeld dat een verordening niet is gelijk te stellen met een besluit (op basis van een reglement). Op zichzelf is dat nog steeds juist, maar dat standpunt heeft tot gevolg dat verweerder nimmer gerechtigd zou zijn om een onderhoudsbijdrage voor de begraafplaats op te leggen, terwijl de Hoge Raad in zijn uitspraak d.d. 28 februari 2003 heeft geoordeeld dat het ontbreken van een regeling over onderhoudskosten in de grafakte niet impliceert dat de grafgerechtigde nimmer rekening hoeft te houden met het opleggen van een onderhoudsbijdrage.
  5. Daar komt bij dat de rechtbank in genoemd vonnis de bevoegdheid tot het wijzigen van regelgeving toekent aan de beheerder van een begraafplaats, waarbij het volgens de rechtbank niet uitmaakt of de beheerder een publiekrechtelijk orgaan is of een privaatrechtelijk orgaan.
  1. Zoals ik in een eerder bindend advies heb aangegeven (zaaknummer 2020-045) is de gedachte van verweerder om de onderhoudskosten van de begraafplaats zoveel mogelijk gelijkelijk te verdelen over de grafgerechtigden, begrijpelijk.
  2. Het vorenstaande leidt ertoe dat er een onderscheid gemaakt moet worden tussen enerzijds de grafrechten voor onbepaalde tijd (die niet aangetast kunnen worden) en de verplichtingen die verband houden met die grafrechten (onderhoud begraafplaats). Tengevolge van het reglement dat verweerder heeft vastgesteld als beheerder van de begraafplaats, heeft zij dezelfde rechten als destijds de gemeente X. De gemeente had volgens de Hoge Raad ook de bevoegdheid om een bijdrage in het onderhoud op te leggen, althans dat is de strekking van zijn uitspraak.
  3. Op basis van de huidige rechtspraak concludeer ik nu dat verweerder een grondslag heeft om een bijdrage in de onderhoudskosten van de begraafplaats op te leggen, welke bijdrage – ook naar het oordeel van Mr. X – als bescheiden gekwalificeerd kan worden.

Uitspraak:

Beslissing van de ombudsman:

 

  1. Ik acht de klacht van klager ongegrond.
  2. Voor wat betreft het verzoek van verweerder om te bepalen dat de clausule in de grafakte van de vader van klager als aanwezig verondersteld mag worden in overige, vergelijkbare gevallen, acht ik mij niet bevoegd om een oordeel te geven. Mijn oordeel beperkt zich namelijk tot die klachtzaken die aan mij worden voorgelegd.

Dit bindend advies is opgesteld en verzonden op 2 oktober 2023.

Zowel klager als verweerder zijn gehouden het bindend advies van de ombudsman te respecteren en na te komen.

De Ombudsman Uitvaartwezen,