Onderhoud begraafplaats
Klacht:
Onderwerp van het geschil:
Klager is van oordeel dat verweerder tekort schiet in het deugdelijke onderhoud van de begraafplaats alwaar zijn echtgenote is begraven, terwijl de graven op de begraafplaats er volgens klager niet goed uitzien.
Uitspraak:
De ombudsman overweegt het volgende:
De punten van kritiek van klager op verweerder beperken zich niet tot de onderwerpen die concreet in de klacht van klager zijn vermeld, t.w. het gestelde gebrekkige onderhoud en de grafbedekkingen.
Het onderdeel van de klacht van klager met betrekking tot het onderhoud van de begraafplaats betreft voornamelijk de onkruidbestrijding.
Verweerder heeft erkend dat de bestrijding van het onkruid door klager terecht als een punt van kritiek aan de orde is gesteld. Verweerder heeft echter gemotiveerd aangegeven wat de oorzaak van die problematiek was, t.w. het verbod op het inzetten van chemische bestrijdingsmiddelen, waardoor gezocht moest worden naar een alternatieve wijze van onkruidbestrijding.
In de periode 2018/2019 heeft verweerder verschillende methodes van onkruidbestrijding uitgeprobeerd, waarbij een beheerplan is opgesteld in samenwerking met de gemeente en in samenspraak met de ecoloog van de gemeente en de Bomenbond.
Gezien deze noodzakelijke aanpassing van de onkruidbestrijding heeft verweerder naar mijn oordeel in voldoende mate en met inschakeling van deskundigen getracht om het onkruidbeheer ook zonder het inzetten van chemische middelen uit te voeren.
Klager heeft in algemene zin verwezen naar het reglement van verweerder met betrekking tot het onderhoud, vastgelegd in het reglement “Onderhoud begraafplaats 2020”.
Naar mijn oordeel heeft klager onvoldoende gesteld en toegelicht in welke zin verweerder tekort geschoten is in haar onderhoudsverplichtingen.
De kritiek van klager beperkt zich tot kritiek in algemene zin, zoals:
“Inmiddels zijn ze op de begraafplaats overgegaan op biodiversiteit, waardoor het nog meer een bende wordt, dit hoort echt niet op een begraafplaats”, welke kritiek naar mijn oordeel dusdanig algemeen is geformuleerd dat verweerder met dergelijke kritiek weinig kan aanvangen. Dat niet alleen klager, maar ook veel anderen dit vinden, wordt niet gestaafd door klager middels verklaringen van die “anderen”.
Hetgeen hiervoor door mij is overwogen met betrekking tot het onderhoud, geldt eveneens voor de kritiek van klager op de grafbedekkingen.
De klacht van klager over die grafbedekkingen is niet concreet geuit en lijkt meer betrekking te hebben op het beleid van verweerder. Artikel 4.2c van het Klachtenreglement van de Stichting Klachteninstituut Uitvaartwezen geeft echter aan dat ik als Ombudsman niet-ontvankelijk ben om klachten te beoordelen die zich richten op het beleid van de beklaagde.
Dat de waterpunten soms te weinig waterdruk hebben acht ik niet een klachtwaardige situatie.
Het gaat erom dat er water voor de grafgerechtigden aanwezig is.
Ik stel vast dat verweerder in de afgelopen vier jaren veelvuldig heeft gecommuniceerd met klager, maar dat die communicatie er niet toe heft kunnen leiden dat de punten van kritiek van klager zijn weggenomen. Gaandeweg heeft de discussie tussen partijen zich meer toegespitst op het beleid van verweerder, welk beleid echter geen toetsingscriterium voor mij als Ombudsman kan zijn, gelet op het hiervoor genoemde artikel 4.2c van het Klachtenreglement van de Stichting Klachteninstituut Uitvaartwezen.
Beslissing van de ombudsman:
De ombudsman oordeelt de klachten van klager ongegrond.