Ombudsman Uitvaartwezen
De Stichting Klachteninstituut Uitvaartwezen behandelt klachten van consumenten over de uitvaartbranche

Kosten van bijzetting urn

30-12-2020 2020-070 Grafrechten

Klacht:

Onderwerp van het geschil: 

Klager is van oordeel dat hij ten onrechte is geconfronteerd met een factuur van verweerder terzake de bijzetting van een urn in een reeds bestaand graf. Naar het oordeel van klager bestaat er geen rechtsgrond voor een dergelijke factuur, omdat uit het contact met de beheerder van de begraafplaats, de heer X, met geen woord is gesproken over eventuele kosten die verbonden zijn aan het bijzetten van de urn van zijn moeder in het bestaande graf van zijn vader.  

Klager ging er vanuit dat hij na het voldoen van de factuur die hij van de heer X ontving met betrekking tot de bewerking van de letterplaat die werd voorzien van een nieuwe inscriptie, aan zijn betalingsverplichtingen terzake van de bijzetting van de urn had voldaan.  

Verweerder daarentegen is van oordeel dat zij gerechtigd is om aan klager een bedrag ter hoogte van € 1.300,– in rekening te brengen omdat dit bedrag is vermeld op een tarieftabel van verweerder.  

Uitspraak:

De ombudsman overweegt het volgende: 

 

Het staat vast dat in de afspraken die tussen klager en de heer X als beheerder zijn gemaakt niet is gesproken over de verschuldigdheid van een tarief van € 1.300,–. 

Hoewel naar mijn mening ook Klager expliciet had kunnen informeren naar eventuele verschuldigdheid van kosten had het meer op de weg van de heer X gelegen om als gemachtigde van verweerder klager te wijzen op de financiële gevolgen van het bijzetten van de urn in 

het bestaande graf. 

Nu de heer X niet over dergelijke kosten heeft gesproken, kan bij Klager de indruk zijn ontstaan dat met het betalen van de werkzaamheden van de heer X geen rekening met andere kosten gehouden behoefde te worden. 

Die gedachte is versterkt door het feit dat naar eigen verklaringen van verweerder in het tarief van € 1.300,– een element van algemeen onderhoud van de begraafplaats is begrepen. 

Doordat bij de vestiging van het grafrecht onderhoudsbijdragen waren afgekocht, althans er een vrijstelling van bijdragen in de onderhoudskosten van de begraafplaats bestond, is het standpunt van klager dat hij ook om die reden niet gehouden is om € 1.300,– te betalen, logisch. 

Anderzijds had klager voordat de urn in het bestaande graf werd bijgezet op de site van Verweerder kunnen lezen dat voor het bijzetten van een urn een bedrag verschuldigd is. 

Doordat de urn in het bestaande familiegraf werd bijgezet heeft Klager begrijpelijkerwijs de conclusie getrokken dat een bijdrage in de algemene onderhoudskosten van de begraafplaats niet aan de orde kan zijn, omdat het grafrecht destijds is gevestigd zonder dat een dergelijke bijdrage verschuldigd was en het bijzetten van een urn niet tot meer onderhoud aan de begraafplaats kan leiden. 

Klager heeft aangegeven dat het wel redelijk is om een vergoeding te betalen voor de kosten die zijn veroorzaakt voor Verweerder door het bijzetten van de urn en een aanbod gedaan om € 280,– aan Verweerder te betalen. 

 

Mede doordat verweerder zelf heeft verklaard dat er de laatste tien jaren urnen in bestaande graven worden bijgeplaatst, had Verweerder er goed aan gedaan om in haar tarieventabel duidelijk te formuleren dat het tarief van € 1.300,– ook betrekking heeft op bijzetting van een 

asbus of urn in bestaande graven. 

 

Gezien het vorenstaande en mede gelet op hetgeen ik hiervoor heb overwogen over de onderzoeksplicht van klager, ben ik van oordeel dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid een bedrag van € 433,– door Klager dient te worden betaald aan verweerder, zijnde 1/3 gedeelte van het tarief van € 1.300,–. Daarbij weeg ik mee dat de formulering op de tarieventabel niet eenduidig is, omdat die ook de interpretatie toelaat dat een bijdrage van € 1.300,– niet van toepassing is voor bijzetting van een urn in een bestaand graf. 

 

Beslissing van de ombudsman: 

1. Ik oordeel de klacht van klager overwegend gegrond. 

2. Klager dient als bijdrage in de kosten van het bijzetten van de urn en de voorbereidende handelingen daarvoor binnen 14 dagen na    dagtekening van dit bindend advies een bedrag ter hoogte van € 433,– dient te betalen aan Verweerder als bijdrage voor een periode van twintig jaren.