De rouwbrief is wat de foto op de voorkant betreft niet geworden zoals was afgesproken, er werd een kistenboek overhandigd hoewel er al afspraken waren met een ander met betrekking tot de kist, de uitvaartverzorgster zou een ongepaste opmerking hebben gemaakt, de bloemen pasten niet op de kist waardoor de nabestaanden hiervoor een eigen voorziening moesten treffen, dragen van de kist ging niet goed, de oudste broer (klager) moest zonder aanwijzingen ceremoniemeester worden, de CD werd niet tijdens de dienst gespeeld, de bedankkaarten werden niet duidelijk neergelegd of aangekondigd, lastig vallen van de gemachtigde op de begraafplaats, verwarring over de volgorde in de stoet op de begraafplaats en de gang van zaken bij het graf.
Uitspraak:
De klachten zijn lastig te beoordelen omdat ze afkomstig zijn van de tante van de overledene, namens de moeder van de overledene en later ook namens de opdrachtgever van de uitvaart. De klachten zijn beschreven vanuit het perspectief van de moeder/tante. De enige die echter kan klagen is de opdrachtgever en wel over de overeenkomst die tussen hem en de uitvaartondernemer is gesloten (en de rechten en plichten die daarbij horen en de wijze waarop die overeenkomst is uitgevoerd).
De uitvaartondernemer gaat zeer uitvoerig in op de klachten en laat ook andere betrokkenen verklaringen afleggen. Klager weerspreekt dit niet en stelt er geen andere feiten/omstandigheden tegenover. Dit heeft veelal tot gevolg dat de klachten onvoldoende aannemelijk worden gemaakt en daarom als ongegrond worden afgewezen.
Allen de klacht met betrekking tot de rouwkaart wordt deels gegrond verklaard, hiervoor wordt een vergoeding van €122,- toegekend.