Ombudsman Uitvaartwezen
De Stichting Klachteninstituut Uitvaartwezen behandelt klachten van consumenten over de uitvaartbranche

Grafrechten

08-11-2022 2022-070 Grafsteen

Klacht:

Onderwerp van het geschil:

Klager is van mening dat hij teveel grafrechten heeft betaald en dat het graf van zijn ouders voortijdig is geruimd.

 

Standpunt Klager:

  1. Klager is van oordeel dat hij NLG 750,– teveel grafrechten heeft betaald aan verweerder in 1984.
  2. Voorts is klager van mening dat het graf van zijn ouders voortijdig is geruimd, althans dat de grafsteen en de afdekplaat zijn verwijderd voordat de laatste termijn van tien jaar was verstreken.
  3. Klager wenst voorts dat de stoffelijke resten van beide ouders worden opgegraven en vervolgens worden gecremeerd op gezamenlijke kosten van partijen.

 

Standpunt Verweerder:

  1. Verweerder is van mening dat uit haar administratie blijkt dat er in het verre verleden telkens conform de overeenkomst is betaald door de grafgerechtigde. Voorts geeft verweerder aan dat er op 2 juni 2017 met klager is overeengekomen dat de grafrechten betreffende zijn ouders niet zouden worden verlengd na ommekomst van de contractstermijn in 2021 en dat de grafsteen in 2022 zou worden verwijderd.

 

De ombudsman stelt de volgende feiten vast:

  1. Op 2 december 1976 zijn de grafrechten betaald, betrekking hebbend op de periode 1976-1986. Op 17 maart 1978 zijn de grafrechten betaald voor de periode 1986-1998, terwijl op 15 maart 1984 is besloten tot een aanvullende verlenging met 25 jaar.
  2. Op 2 juni 2017 heeft klager op het kantoor van verweerder een bedrag van € 140,– contant voldaan.
  3. De grafsteen van het graf is in 2022 verwijderd door verweerder.
  4. In het jaar 2022 heeft klager voor het eerst een beroep op een onverschuldigde betaling van NLG 750,– gedaan.

 

De ombudsman overweegt het volgende:

 

A: Ten aanzien van de vordering van klager tot betaling van een bedrag van NLG 750,– te vermeerderen met rente:              

  1. De vordering van klager tot terugbetaling van een bedrag van NLG 750,– is gebaseerd op betalingen die in 1984 zijn gedaan. Deze vordering wordt bestreden door artikel 307 van het Burgerlijk Wetboek, waarin is vermeld dat vorderingen die voortvloeien uit een overeenkomst na verloop van vijf jaren verjaren. De onderhavige vordering betreft een terugbetalingsvordering die uiterlijk op 7 maart 1989 had kunnen worden ingesteld, zo die vordering bestond. Nu sedert 1984 37 jaren zijn verstreken, komt aan klager geen vorderingsrecht meer toe.

B: Ten aanzien van de vordering tot het opgraven en cremeren van de stoffelijke resten van de ouders van klager:

  1. Verweerder heeft een kopie van haar brief d.d. 2 juni 2017, gericht tot klager overgelegd, waarin wordt vermeld dat klager haar heeft meegedeeld dat hij de in 2021 expirerende grafrechten niet wenst te verlengen en daarom verzocht tot verwijdering van de grafsteen in 2022 over te gaan.
  1. Voorts heeft verweerder een kopie van een kasbewijs voor ontvangst van een bijdrage van
    € 140,– overgelegd met de omschrijving: “Verwijderen grafmonument in 2022. Grafrecht loopt tot 1 juli 2021.”
  2. Klager heeft bij repliek inhoudelijk niet meer gereageerd op dat verweer van verweerder en evenmin heeft hij een verklaring gegeven voor zijn betaling van een bedrag van € 140,– op 2 juni 2017.
  3. Nu klager evenmin voor het moment van verwijdering van de grafsteen heeft gereageerd op voormelde brief van verweerder d.d. 2 juni 2017, waarin werd bevestigd dat er geen verlenging van de grafrechten zou plaatsvinden en de betaling van het bedrag ad
    € 140,– betrekking had op het verwijderen van het graf, zal ik het standpunt van verweerder omtrent de gang van zaken in 2017 volgen. Indien klager van oordeel was dat de inhoud van de brief van 2 juni 2017 onjuist was, dan had hij dat kenbaar moeten maken. Klager heeft niet op die brief gereageerd.
  4. Indien partijen het eens zijn over een verwijderingsdatum van de grafsteen is verweerder niet gehouden om daarbij een termijn van een jaar voor kennisgeving aan te houden. Feitelijk was die termijn overigens ruim vier jaren van juni 2017.

 

Uitspraak:

Ik beoordeel de klachten van klager als ongegrond.

 

Dit bindend advies is opgesteld en verzonden op 8 november  2022.

Zowel klager als verweerder zijn gehouden het bindend advies van de ombudsman te respecteren en na te komen.

 

De Ombudsman Uitvaartwezen,