Het niet uitvoeren van de noodzakelijke laatste verzorging door het mortuarium, zodat diverse infuusnaalden/katheters niet uit het lichaam van de echtgenoot van klaagster zijn verwijderd na zijn overlijden in het ziekenhuis.
Uitspraak:
De echtgenoot van klaagster overlijdt ’s nachts (02.30 uur) op de Spoedeisende Hulp van een ziekenhuis. In de loop van de dag komt de uitvaartleider bij klaagster langs. Klaagster geeft aan dat zij haar echtgenoot graag zelf wil verzorgen volgens bepaalde tradities. De uitvaartleider regelt dit.
Als klaagster bij het rouwcentrum komt om de verzorging te doen, treft zij haar echtgenoot aan met in zijn lichaam nog alle infusen/katheters.
Het mortuarium stelt dat zo stellig is gezegd dat er geen enkele verzorging mocht plaatsvinden, dat de mortuariummedewerker niet naar het mortuarium is gegaan. Een en ander houdt in dat er sinds het overlijden tot en met de volgende dag 13.00 uur (tijdstip van ophalen) niemand naar de overledene heeft gekeken. Tegen de regels in, is de overledene in de koeling gelegd en heeft klaagster niet getekend voor afzien van gewenste verzorging door het mortuarium.
De ombudsman is van mening dat een mortuarium een eigen verantwoordelijkheid heeft die er hier uit bestond dat de noodzakelijke verzorging moest worden uitgevoerd. Ook als dit anders was geweest heeft het mortuarium een verantwoordelijkheid in het controleren van overledenen als een overledene alleen via het mortuarium het ziekenhuis kan verlaten.
Er had gecontroleerd moeten worden of de daadwerkelijke wens van de nabestaande wel was dat er geen noodzakelijke verzorging zou plaatsvinden en wat dat in dit geval dan inhoudt.
De klacht wordt gegrond verklaard en aan klaagster wordt een kleine onkostenvergoeding toegekend.