Klaagster is van mening dat er onvoldoende rekening is gehouden met de specifieke situatie van de zoon van de overledene. Klaagster is daardoor onbedoeld opdrachtgeefster geworden en niet contactpersoon zoals haar bedoeling was.
Het bleek bijna onmogelijk het opdrachtgeverschap alsnog bij de zoon van de overledene te leggen.
Uitspraak:
Het gaat hier om een principiële kwestie aangezien de zoon van de overledene de factuur heeft betaald en daarmee uiteindelijk het opdrachtgeverschap is overgeschreven van klaagster naar de zoon van de overledene.
De zoon van de overledene heeft een autistische beperking en kan niet tegen tijdsdruk bij het maken van keuzes en het nemen van beslissingen.
Klaagster heeft daarom met hem de uitvaart van zijn moeder lang tevoren voorbereid. Steeds is melding gemaakt van de situatie van de zoon.
Verzocht is om klaagster als contactpersoon te laten fungeren. Haar was verteld dat dit kon door te tekenen. Klaagster heeft aldus gedwaald met betrekking tot het opdrachtgeverschap. De klacht is daarmee gegrond.
De uitvaartondernemer ging er van uit dat klaagster onder de uitvoering (betaling) van een onaantastbare overeenkomst probeerde uit te komen en wenste de nodige waarborgen voor overdracht van het opdrachtgeverschap (hier: betaling van de factuur) aan een ander.
Dit uitgangspunt ging voorbij aan de klacht van klaagster.
Daarnaast waren de gevraagde waarborgen hier niet zinvol.