Klager stelt sinds het jaar 2000 teveel onderhoudskosten voor een graf te betalen, nu daarin door hem niet verschuldigde grafrechten worden begrepen. Dit prijsverschil bedraagt voor de jaren 2000 t/m 2007 €50,- en bedraagt voor de afkoopsom die klager in 2008 onder protest heeft betaald (voor 10 jaar) € 90,- . Deze afkoopsom vormde voor klager aanleiding om een klacht in te dienen bij de ombudsman. Klager wil de teveel betaalde bedragen terug.
Uitspraak:
Klager stelt zich op het standpunt dat hij de grafrechten reeds heeft betaald en verkregen bij de ‘aankoop’ van het graf in 1957. De begraafplaats stelt zich op het standpunt dat grafrecognities hetzelfde zijn als grafrechten en dat die grafrechten niet al in de aankoop van het graf begrepen waren, maar jaarlijks apart dienden te worden voldaan.
De exacte inhoud van de term grafrecognitie, valt niet vast te stellen aan de hand van het Reglement uit 1946 of aan de hand van enig ander aan de ombudsman ter beschikking staand stuk (behalve de lijst Tarieven en rechten van 1957).
De term ‘recognitie’ betekent volgens van Dale, Groot Woordenboek der Nederlandse Taal (1976) a. erkenning; b. heffing, belasting; c. bedrag dat men op gezette tijd ter erkenning van een recht betaalt, resp. vordert; d. betaling voor het gebruik van zeker goed dat aan een ander, in ’t bijz. aan de gemeenschap, toebehoort; inzake bedrag dat door een erfpachter of opstaller jaarlijks aan de eigenaar van de grond betaald wordt.
De Oosthoek Werkencyclopedie uit 1985 omschrijft ‘recognitie’ als: erkenning, met name betaling voor het gebruik van andermans goed als erkenning van diens recht daarop.
Ook een exacte en inhoudelijke omschrijving van de term ‘grafrecht’ is in de stukken (uit 1957-1960) niet terug te vinden.
In het geval van klager is dus de begraafplaats eigenaar (in juridische zin) gebleven van de grond waarop de begraafplaats is gevestigd. Klager heeft door middel van het betalen van een bedrag in 1959/1960 het recht verworven om in een specifiek graf een of meer stoffelijke overschotten te begraven en begraven te houden. Op de akte wordt een en ander omschreven als ‘het voortdurend gebruik …van een zandgraf…, met het uitsluitend recht tot begraven voor onbepaalde tijd…’.
Voor de erkenning van het recht van de begraafplaats als eigenaar van de grond, moesten jaarlijkse recognities (dus een soort belasting voor het mogen houden van een monument e.d. op de grond van de begraafplaats) van het geplaatste worden betaald, alsmede jaarlijkse kosten van onderhoud van het geplaatste…..(dus onderhoudskosten van monumenten, grafzerken, heesters of andere gewassen (art. 8 Reglement)) worden betaald.
Daarnaast werd een jaarlijkse vergoeding voor het aandeel kosten onderhoud der begraafplaats, berekend naar soort en grootte van het graf (Tarief E) in rekening gebracht, die op het onderhoudscontract van 20 maart 1960 wordt opgevoerd als grafrecognitie.
Deze grafrecognitie is dan een soort belasting die moet worden betaald aan de begraafplaats, gespecificeerd naar soort en omvang van het graf, voor het feit dat de begraafplaats als eigenaar het ‘algemene’ onderhoud van de begraafplaats op zich neemt.
Het in de onderhoudskosten onderbrengen door de begraafplaats van een bedrag waarmee het recht verworven wordt om te mogen begraven, is onterecht aangezien klager dit recht reeds in 1959/1960 had verworven.
De klacht wordt gegrond verklaard en aan klager moet het aandeel grafrechten in de afkoopsom voor het onderhoud van het graf voor de komende tien jaar worden terugbetaald.