Ombudsman Uitvaartwezen
De Stichting Klachteninstituut Uitvaartwezen behandelt klachten van consumenten over de uitvaartbranche

Onvolkomenheden uitvaart

14-10-2024 2024-037 Geleverde diensten

Klacht:

De procedure:  

  • Op 9 mei 2024 heeft klager een klacht ingediend bij de ombudsman voor het uitvaartwezen.
  • Verweerder heeft als primair verweer aangevoerd dat klager niet-ontvankelijk is in haar klacht, omdat niet zij, maar mevrouw X, opdrachtgever was van de uitvaart van de heer Y.

De ombudsman stelt de volgende feiten vast: 

  1. Op 10 januari 2024 heeft mevrouw X aan verweerder opdracht gegeven tot verzorging van de uitvaart van de heer Y, middels ondertekening van de voorlopige kostenopgave en opdracht tot uitvoering.
  2. De opdracht heeft op 15 januari 2024 plaatsgevonden.
  3. Op 15 mei2024 is het opdrachtgeverschap formeel overgedragen aan klager, nadat eerst een verzoek tot overdracht op 25 maart 2024 door verweerder is ontvangen.
  4. Op 12 februari 2024 heeft klager een klacht ingediend bij verweerder. Verweerder heeft naar aanleiding van die klacht contact opgenomen met de opdrachtgever, mevrouw X. Mevrouw X wenste geen gesprek te voeren met verweerder.
  5. Op 24 juli 2024 heeft mevrouw X een schriftelijke verklaring afgegeven waarin zij klager met ingang van 10 januari 2024 machtigt om alle zaken betreffende de uitvaart van de heer Y te regelen.

 

De ombudsman overweegt het volgende:

  1. Het Klachtenreglement vermeldt als doelstelling om geschillen tussen een opdrachtgever en een ondernemer op een relatief snelle, goedkope en eenvoudige manier te beslissen.
  2. Het staat vast dat de opdracht tot het verrichten van de uitvaart van de heer Y door mevrouw X is gegeven op 10 januari 2024.
  3. Op 12 februari 2024 was verweerder niet bekend met een schriftelijke volmacht van mevrouw X, waarin zij klager machtigde tot het verrichten van handelingen met betrekking tot de uitvaart. Die volmacht is pas op 24 juli 2024 opgesteld.
  4. Gezien het vorenstaande was klager noch op 12 februari 2024, noch op 9 mei 2024 door mevrouw X gemachtigd. Uitsluitend mevrouw X was op die data bevoegd tot het indienen van een klacht bij verweerder.
  5. Indien mevrouw X reeds op 10 januari 2024 meegedeeld zou hebben dat klager gemachtigd was, dan zou zij daarvan ongetwijfeld melding hebben gemaakt toen verweerder naar aanleiding van die klacht contact opnam met haar. Die melding is echter niet komen vast te staan, nog daargelaten het feit dat de machtiging schriftelijk opgemaakt had moeten worden.
  6. Nu vaststaat dat klager geen opdrachtgever was van de uitvaart en ten tijde van het uiten van de klacht op 12 februari 2024 niet gemachtigd was door mevrouw X, is klager niet-ontvankelijk in haar klachten.

 

Uitspraak:

Beslissing van de ombudsman: 

  1. Ik verklaar klager niet-ontvankelijk in haar klachten.
  2. Klager heeft de mogelijkheid om de civiele rechter in te schakelen.

 

Dit bindend advies is opgesteld en verzonden op 14 oktober  2024.

Zowel klager als verweerder zijn gehouden het bindend advies van de ombudsman te respecteren en na te komen.

 

De Ombudsman Uitvaartwezen,