Ombudsman Uitvaartwezen
De Stichting Klachteninstituut Uitvaartwezen behandelt klachten van consumenten over de uitvaartbranche

Prijsverhogingen diensten

20090402 2008075 Factuur uitvaart

Klacht:

Klager heeft in een tijdsbestek van minder dan een half jaar zowel de uitvaart van zijn vader (december 2007) als van zijn moeder (april 2008) geregeld bij de uitvaartondernemer. Klager heeft hierbij een aantal prijsverschillen geconstateerd, waarover hij geen bevredigende uitleg heeft gekregen. Zo is het aannametarief verhoogd. Klager plaatst met name vraagtekens bij de rouwauto ad €188,-, die nu moet worden betaald, terwijl er minder kilometers zijn gemaakt dan bij de uitvaart van zijn vader. Ook heeft hij vragen bij de post opbaring ad €96,- omdat zijn moeder een dag minder opgebaard heeft gelegen dan zijn vader en er toen geen extra kosten waren.

Uitspraak:

Opdracht geven tot een uitvaart is het sluiten van een overeenkomst tussen opdrachtgever en opdrachtnemer met wederzijdse rechten en plichten. De uitvaartondernemer moet zo goed mogelijk de gemaakte afspraken rond de uitvaart vastleggen en uitvoeren en op basis van de gemaakte afspraken een zo correct mogelijke begroting maken, die door de opdrachtgever moet worden ondertekend. Nog niet exact in geld uit te drukken posten worden als p.m. opgenomen, hetgeen wil zeggen dat de opdrachtgever ermee rekening moet houden dat deze kosten er wel zijn, maar dat nog niet bekend is hoeveel zij bedragen. De opdrachtgever stelt zich daartegenover persoonlijk aansprakelijk voor het voldoen van de kosten zoals ze begroot zijn, inclusief de p.m.kosten en mag verwachten dat de uitvaart conform de vastgelegde afspraken wordt uitgevoerd. Per 1 januari 2008 wordt door de uitvaartondernemer een uur extra gereserveerd voor het regelen en uitvoeren van de uitvaart binnen het aannametarief, verder zou sprake zijn van nieuwbouw en een grotere dienstverlening. Deze reden voor dit hogere aannametarief (in vergelijking met het tijdstip van de uitvaart van de vader van klager) is aan klager uitgelegd. Klager heeft hiervoor getekend op het aannameformulier Over de hoogte van het tarief kan de ombudsman geen uitspraak doen aangezien dit tot het beleid van de ondernemer behoort en de ombudsman niet bevoegd is daarover te oordelen volgens art. 4.2 onder c van het Reglement Stichting Klachteninstituut Uitvaartwezen. Iets dergelijks geldt voor de rouwauto, die per 1 januari 2008 uit de module woonhuis of uitvaartcentrum is gehaald en apart wordt gerekend, en voor de opbaring. Natuurlijk vallen klager aanzienlijke prijsverschillen op tussen tarieven bij de uitvaart van zijn vader en die van zijn moeder een viertal maanden later. Dit behoort echter tot het beleid van de ondernemer. De uitvaartondernemer heeft zich, ondanks dat hij hiertoe niet verplicht was, de nodige moeite getroost om deze verschillen aan klager uit te leggen. Alles overziende komt de ombudsman tot de conclusie dat de klacht van klager ongegrond is en de ombudsman onbevoegd is voor zover de klacht betrekking heeft op de hoogte van de door de uitvaartondernemer gehanteerde tarieven. Dat klager het niet eens is met de hoogte van de kosten had klager zich moeten realiseren voordat hij de opdracht tot de uitvaart tekende.